Factor VII Deficiency
Factor VII -deficiëntie (FVIID) werd voor het eerst ontdekt in mensen. Dit is een aandoening door het gebrek aan proconvertine die bekend staat als factor VII. Deze stof heeft een belangrijke rol bij de bloedstolling functie, waardoor het gebrek hier van milde bloedingen veroorzaakt. Ongeveer 40 jaar geleden werd dit type stoornis ontdekt in Beagles. Vandaag de dag wordt het gevonden in andere hondenrassen, zoals de Airedale, Alaskan Klee Kai, Riesenschnauzer en Schotse Deerhounds.
Achtergrond
Bloedstolling is de reactie van het lichaam om het bloeden onder controle te krijgen. Wanneer de hond een wond of kneuzing heeft, zullen de kleinste bloedcellen bekend als bloedplaatjes, bloedeiwitten genaamd stollingsfactoren, calcium en weefseleiwitten samen werken om een stolsel te produceren. Dit stolsel is een vaste massa die zich gedraagt als een kurk om bloed lekkage te voorkomen. Factor VII is een van deze bloedstollingsfactoren. Als de hond niet over een van de factoren die nodig zijn voor de bloedstolling beschikt dan kan het leiden tot een bloeding. De studies tonen aan dat Factor VII -deficiëntie bij honden een zeer minimaal gemeld sterftecijfer heeft. Toch kan deze aandoening nog steeds leiden tot ernstige bloedingen als uw hond een operatie nodig heeft of ernstig letsel heeft.
Oorzaak
FVIID is een erfelijke aandoening. Het wordt langs generaties doorgeven door een defecte gen. Het is niet gender-specifiek. Er kunnen drie samenhangende indeling van de nakomelingen zijn. Dit zijn de vrije, de drager en de lijder. De "vrije" die niet de aandoening bezitten of de mutant gen aan hun nakomelingen kunnen overdragen. De "drager" honden hebben geen last van de aandoening, maar kunnen het doorgeven aan hun nageslacht. Het laatste type is de "lijder", die lijdt aan de ziekte en deze kan doorgeven zijn nakomelingen. Het overervingspatroon van dit mutant gen wordt aangeduid als een “autosomaal recessieve aandoening”.
Diagnose
Een DNA-test kan aantonen of de hond vrij, drager of lijder is.
Behandeling
Momenteel is er geen bekende speciale behandeling voor honden met deze aandoening. In geval van nood kunnen artsen plasma transfusie uitvoeren van een gezonde hond naar een getroffen hond, maar dit is slechts een tijdelijke remedie. Om een dergelijke kritieke situatie te vermijden, moeten hondenbezitters voorzorgsmaatregelen treffen, indien de betreffende hond een operatie zal ondergaan. Belangrijk is natuurlijk om de behandelende dierenarts in te lichten, indien een hond drager of lijder is, voordat de hond medicatie krijgt of een operatie moet ondergaan. De dierenarts zal dan de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen nemen.
Preventie
Voor nu is de beste preventie: het fokken met de getroffen honden te stoppen.